Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Zij bedrijven al te zamen overspel, zij zijn gelijk een [11]bakoven, die heet gemaakt is van den bakker; [die] ophoudt van wakker te [12]zijn, nadat hij het deeg heeft gekneed, totdat het doorgezuurd zij. 11. Zij zijn zo verhit in de afgoderij en de aanklevende zonden, als een brandende of gloeiende oven, en evenwel zo ongevoelig en zo zorgeloos daarover, als de slapende bakker. Zie vs.6. 12. Of, wakker te maken; dat is, hij slaapt zelf, en laat alles slapen en in rust, totdat men het brood in den oven zal steken, wanneer het deeg genoeg gerezen en doorzuurd is. Alzo laten zij den zuurdesem der boosheid voortgaan en den oven der afgoderij heet worden, totdat alles naar hunnen zin, op het allerergste gesteld is. Vergelijk Matth.16:12; Luk.12:1. Anderen aldus: Die heet gemaakt wordt van den bakker als hij ophoudt van op te wekken; [te weten, degenen die bakken zullen] nadat men het deeg heeft gekneed, totdat het doorzuurd is.